Verhaal over wat door jongen zijn gedachten gaat die het niet meer ziet zitten. Even ter infor: dit is geen verhaal over mezelf. Heb die vraag teveel gehad Is echt fictiefIk ben zo moe. Het bleef door zijn gedachten gaan terwijl hij met het touw speelde in zijn hand. Vandaag zou de dag zijn. Vandaag zou hij het doen. Het touw had hij al vastgebonden aan een sterke haak in het plafond. Hij stond op zijn bed en deed het touw over zijn hoofd. Hij dacht terug aan vroeger tijden. Aan tijden dat het nog goed met hem ging, toen hij nog gelukkig was. Dat was nu te laat. Het was voorbij, niemand kon hem meer helpen. Hij sloot zijn ogen en deed zijn hoofd naar achter. Hij ademde diep in door zijn neus, gewoon om het nog een keer te voelen. De lucht voelde scherp op het moment dat het zijn neus inging langs zijn neusholte. Rustig blies hij de lucht weer uit via zijn mond. Ondertussen bracht hij zijn armen omhoog en keek ernaar. Op beide onderarmen stonden rode krassen, erin gekerfd met een scheermesje.
Elke keer als hij zich depressief voelde greep hij of naar de drugs, of naar een scherp voorwerp in de buurt. De drugs maakte hem meestal kalm. Er waren ook tijden dat het juist het depressieve gevoel versterkte. Daar kwamen de diepe sneeën in zijn arm door. Iets verder doorgezet doordat hij de pijn niet voelde. Erlangs en eroverheen liepen dunnere krassen. Soms pakte hij inderdaad een vlijmscherp scheermesje en sneed dan plakjes vel van zijn arm. Met een glimlach op zijn gezicht noemde hij dat fileren.
Niemand had ooit door gehad dat hij zo diep ging in zijn depressies. Niemand had het kunnen zien, zo goed hield hij het verborgen voor de buitenwereld. Hij was zo gewend dat masker op te zetten dat hij bijna zelf geloofde dat het zijn eigen gezicht was. Niemand zag het; zijn familie niet, zijn collega’s niet, zijn vrienden niet. Hij had niets aan die mensen. Als ze niet zagen hoe ver hij heen was, dan hoorden ze ook niet in zijn leven thuis.
Nog steeds met het touw om zijn nek pakte hij een sigaret uit het pakje sigaretten dat in zijn broekzak zat. De rook voelde heerlijk door zijn keel en longen. Als hij kon kiezen zou hij door longkanker sterven. Het leek hem een ideale dood. Sterven door een van de weinige dingen die hem zin in het leven gaf. Het zou een langzame pijnlijke dood worden, maar dat kon hem niet schelen. Dat gunde hij zichzelf wel. De strop was eigenlijk nog te snel. Maar op twintigjarige leeftijd zat longkanker er nog niet in voor hem. Hij tikte met zijn wijsvinger de as van zijn sigaret en zag het naar beneden dwarrelen tot het op zijn bed belandde.
‘Het touw om je nek zal je bevrijden. Je stapt er eindelijk uit,’
Waarom eigenlijk nog wachten? Hij deed de sigaret tussen zijn lippen en terwijl hij diep inhaleerde liet hij zich naar voren vallen. De rook kwam met een stoot uit zijn mond vandaan toen hij de schok kreeg van het touw dat zich opeens aanspande om zijn nek. Terwijl het ademhalen moeilijker werd begon hij te neuriën. Een melodietje wat hij zich herinnerde uit zijn jeugd. Zolang was het geleden dat hij zich gelukkig had gevoeld of zelf maar een keer gelachen had terwijl hij die lach ook meende.
Het neuriën klonk door zijn kamer en werd elke seconde zwakker. Hij lachte. Als het touw niet zo strak aantrok had hij willen schateren. Ondanks de pijn en de verstikking voelde het zo goed. Dit had hij al veel eerder moeten doen. Zijn problemen waren over.
Het neuriën hield op, maar de glimlach bleef op zijn gezicht staan. Zachtjes ging zijn lichaam heen en weer. Het geneurie klonk alleen nog in zijn hoofd, zonder dat hij wist of hij nog leefde of al dood was. Waarschijnlijk zat hij er ergens tussenin. Een vreemd gevoel waar hij van genoot. Hij genoot ervan tot de dood steeds dichterbij sloop.
Het neuriën hield op en het gevoel was ook weg. Er was niets meer. Niets meer om zich druk over te maken.
Hij was gelukkig.